Je baby als sociaal wezentje

In de maand 3 tot maand 6 leren babies onderscheid maken tussen verschillende emoties en leren hierop te reageren. Een kind begint met brabbelen en kan oogcontact en brabbelen ook nu onderbreken met als doel te kijken naar andere dingen om zich heen. Er ontstaan sociale verwachtingen, wat goed zichtbaar wordt tijdens bijvoorbeeld contactspelletjes. Babies laten op deze leeftijd een duidelijk reactie op de eigen naam zien door bijvoorbeeld hun spel te onderbreken en zich in de richting van het geluid te draaien. Er ontstaan ook sociale verwachtingen, oftewel kind heeft verwachtingen rond het gedrag van anderen en kan voorspellen wat anderen gaan doen. De baby maakt onderscheid tussen gezichtsuitdrukkingen die verschillende emoties weerspiegelen en kind reageert op emoties van anderen. Het kind reageert op zijn of haar eigen naam. Het kind geniet nu nog meer van contactspelletjes, oftewel spelletjes op basis van gedeeld plezier en beurtwisselingen (kiekeboe) Het kind begint ook de blik van ouders te volgen (oogbewegingen van iemand anders). Het kind maakt onderscheid tussen linker- en rechterpositie van het hoofd van iemand anders. Bijvoorbeeld: als volwassene naar de rechterkant kijkt, zal het kind dit ook doen, meestal zonder precies te weten waar de volwassene precies naar kijkt. Later zal het kind ook doorkrijgen waar de volwassenen naar kijken.

Differentiatiefase

Maand drie tot ongeveer maand 8. Het kind gaat zich vanuit de warmte en de veiligheid naar de buitenwereld wenden en gaat deze tegemoet met plezier en vertrouwen. De baby verwacht dat anderen wel net zo zullen zijn als moeder. Het kind gaat vergelijken. Het kind gaat ook meer richten op hoe moeder zich voelt. De baby wordt steeds nieuwsgieriger naar anderen en objecten (zoals voorwerpen of simpel speelgoed).

Separatie-individuatie fase

Mahler (1975) beschrijft dat de normale symbiotische fase hier ophoudt. Het woord separatie betekent dat het kind onderscheid maakt tussen zichzelf en de moeder. Individuatie betekent dat een kind begint met het ontwikkelen van een eerste identiteit, waarbij zijn/haar cognitieve vaardigheden (zoals aandacht en concentratie).zich beginnen te ontwikkelen. Volgens Mahler wordt in deze fase onderscheid gemaakt tussen enkele subfasen, waarbij in de eerste subfase het kind meer alert wordt voor wat er om zich/haar heen in de buitenwereld gebeurt. Het kind gaat voorzichtig ontdekken, maar blijft de ouders als belangrijkste orientatiepunt behouden. Het is alsof een kind als een kuikentje uit het ei klimt waar hij met zijn moeder heeft ingezeten.

De mijlpalen van de zesde maand:

De baby komt rond de halve kilo aan.

Baby wordt 1 tot 1.5 centimeter groter.

Baby kan zijn hoofd goed recht houden.

Baby kan beide kanten omrollen.

Baby kan misschien met ondersteuning staan.

Baby kan soms al gaan zitten en zichzelf in balans houden met zijn handen.

Babies proberen in kruiphouding te komen en sommigen kunnen al een beetje kruipen.

Baby kan al wat eten.

Baby herkent het verschil tussen zijn ouders en anderen;

Baby kan last krijgen van eenkennigheid.

Baby imiteert gezichtsuitdrukkingen.

Baby keert zijn hoofd als hij een stem of geluid hoort.

Baby kan kiekeboe spelen.

Baby begint te brabbelen.

Kan ik de wereld vertrouwen?

Volgens de psycholoog Erik Erickson wordt in de eerste twee jaar het fundament gelegd voor het basisvertrouwen in het leven, in anderen en in de wereld. Als ouders in staat zijn om goed de behoeften van de baby te bevredigen, krijgt het kind een stevige basis. Een kind krijgt sterk het gevoel van vertrouwen in anderen, maar daardoor ook in zichzelf. Het kind is sterk afhankelijk van de ouders om gevoed en gerustgesteld te worden. De bouwstenen van het gevoel van vertrouwen zijn warmte, regelmaat en een flinke dosis liefde en affectie. Als ouders niet voldoende in staat zijn om een stevige en veilige omgeving neer te zetten, is de ontwikkeling van een kind in gevaar. Babies worden gefrustreerd of gaan zich terugtrekken. En zonder dat ze er woorden aan kunnen geven ontwikkelen ze een gebrek aan zelfvertrouwen. Als ouders niet voldoende in staat zijn het basisvertrouwen te leveren, wordt voor het kind de basis gelegd voor het gevoel dat de wereld onvoorspelbaar is en zelfs gevaarlijk. Daarbij moet worden gezegd dat als op momenten de behoeften van een kind niet worden bevredigd en de omgeving niet helemaal veilig is, dat dit natuurlijk geen probleem is. Kinderen worden zo ook voorbereid op een wereld die niet altijd veilig is.