Versmelting met moeder

Een baby zit in de eerste 3 maanden in de symbiotische fase. In deze fase is een baby samengesmolten met zijn ouders en vaak met name met de moeder. De baby wil vooral knuffelen met zijn moeder en vader. Daar heeft het sterke behoefte aan. De baby wil de hele tijd warmte en veiligheid voelen. Wetenschappers zeggen dat een kind een gevoelseenheid met de moeder en met de vader vormt. De baby wil zintuiglijk bevredigd worden en bijvoorbeeld eten wanneer het wil eten, plassen en poepen wanneer het wil plassen en poepen. Deze fase is heel belangrijk omdat het kind warmte en veiligheid wil voelen, maar nog geen onderscheid kan maken tussen zichzelf en de ander. Dus deze veiligheid en warmte wil het kind van de ouders. In deze fase wordt een basis gelegd voor het veilig voelen bij zichzelf en bij anderen.

Sociale interacties

In de eerste drie maanden ontstaan er allerlei sociale interacties waarbij volwassene en baby beurtelings naar elkaar kijken, elkaar aanraken, lachen en vocaliseren. De baby volgt voorwerpen met zijn/haar ogen. Het volgen van voorwerpen is een belangrijke voorloper van sociale vaardigheden (VerhuIst, 2008). Een baby kan glimlachen, of glimlachen als de baby een gezicht ziet, een glimlach ziet of stem van iemand anders hoort. Deze fase duurt een paar maanden. De baby kan in de eerste maanden geen onderscheid maken tussen zichzelf en de buitenwereld. De baby kan dus geen onderscheid maken tussen zichzelf en zijn moeder (en de vader). In de eerste fase begint de baby langzaam iets meer duidelijkheid te krijgen dat er een verschil is tussen haarzelf/hemzelf en de wereld buiten de veilige cocoon van zichzelf en zijn moeder/vader. Maar de moeder (en de vader) blijven het middelpunt en het veilige ijkpunt om zich iets meer te gaan orienteren.

De mijlpalen van de tweede maand:

De vorm van het hoofd van de baby verandert. De baby kan zijn hoofdje een klein beetje optillen, maar heeft nog wel nekondersteuning nodig. De baby kan een bewegend object volgen. De bewegingen van een baby worden meer doelgericht. De baby begint zijn handen te gebruiken en maakt geluidjes en kan soms al glimlachen.

Kan ik de wereld vertrouwen?

Volgens de psycholoog Erik Erickson wordt in de eerste twee jaar het fundament gelegd voor het basisvertrouwen in het leven, in anderen en in de wereld. Als ouders in staat zijn om goed de behoeften van de baby te bevredigen, krijgt het kind een stevige basis. Een kind krijgt sterk het gevoel van vertrouwen in anderen, maar daardoor ook in zichzelf. Het kind is sterk afhankelijk van de ouders om gevoed en gerustgesteld te worden. De bouwstenen van het gevoel van vertrouwen zijn warmte, regelmaat en een flinke dosis liefde en affectie. Als ouders niet voldoende in staat zijn om een stevige en veilige omgeving neer te zetten, is de ontwikkeling van een kind in gevaar. Babies worden gefrustreerd of gaan zich terugtrekken. En zonder dat ze er woorden aan kunnen geven ontwikkelen ze een gebrek aan zelfvertrouwen. Als ouders niet voldoende in staat zijn het basisvertrouwen te leveren, wordt voor het kind de basis gelegd voor het gevoel dat de wereld onvoorspelbaar is en zelfs gevaarlijk. Daarbij moet worden gezegd dat als op momenten de behoeften van een kind niet worden bevredigd en de omgeving niet helemaal veilig is, dat dit natuurlijk geen probleem is. Kinderen worden zo ook voorbereid op een wereld die niet altijd veilig is.